Centraal-Afrikaanse Republiek: trek de stekker niet uit het beademingsapparaat
Zondag drie weken geleden werd onze kleine materniteit Gbaya Ndombia overrompeld door slachtoffers van het recentste bendegevecht in de hoofdstad van de Centraal-Afrikaanse Republiek. Onze vroedvrouwen, die er normaal gezien voor zorgen dat moeders gezonde baby’s op de wereld zetten, moesten 12 mannen stabiliseren die gewond waren geraakt door geweervuur, raketten en granaten. Tegelijkertijd moesten ze de doodsbange vrouwen die aan het bevallen waren geruststellen en helpen. Drie lijken, waaronder dat van de leider van de belangrijkste illegale gewapende groep van de buurt, werden in de materniteit neergelegd, tussen een poster over borstvoeding en een andere over contraceptie.
De gevechten van die zondag waren extreem, maar niet onverwacht en ook niet ongewoon: eerder dit jaar opende AZG deze materniteit om baby’s veilig op de wereld te brengen, maar tegenwoordig werken onze vroedvrouwen de helft van de tijd als urgentieverpleegkundigen voor mannen die het slachtoffer zijn van gewelddaden en nergens anders heen kunnen. Tot die zondag hadden we vooral handelaren van de nabijgelegen markt moeten hechten. Die kregen vaak een fikse tik op hun hoofd als ze de dagelijkse ‘belasting’ van 100 CFA (ongeveer 15 eurocent) niet hadden betaald aan de gewapende bendes die een groot deel van het economische en dagelijkse leven in de buurt controleren.
En toch is de Centraal-Afrikaanse Republiek geen land in oorlog. De verkiezingen van maart dit jaar hadden een eind moeten maken aan het laatste hoofdstuk van een crisis die haar hoogtepunt bereikte in 2013 en 2014. Maar dat betekent niet dat de diepgewortelde humanitaire problemen zijn opgelost. De reden waarom doden en gewonden in onze materniteit belanden, is dat het de enige gezondheidsinfrastructuur is die in de wijk PK5 dag en nacht geopend is. PK5 is de wijk waar de grootste moslimgemeenschap van Bangui woont. Het toont aan dat er in dit land zo goed als geen toegang is tot gezondheidszorg: onze materniteit ligt immers in het centrum van de hoofdstad. In sommige, vooral landelijke gebieden is de situatie nog schrijnender.
Verspreid over het land leidt onze organisatie, Artsen Zonder Grenzen, 17 projecten. Vorig jaar hielden we een miljoen medische consultaties in de CAR, een land met 4,9 miljoen inwoners. We konden dit doen dankzij de gulheid van onze privédonors. Door hun hulp konden we vorig jaar in de Centraal-Afrikaanse Republiek 58 miljoen dollar (55 miljoen euro) investeren in gezondheidszorg. Dat is een groot bedrag – het op twee na grootste budget dat AZG in een land besteedt – maar op jaarbasis komt dat toch slechts neer op een investering van $11 dollar per inwoner. Maar dat is wel meer dan wat grote institutionele donors hebben uitgegeven om de mensen in de CAR een betere toegang te bieden tot gezondheidsinfrastructuren en -diensten die dringende zorg en basiszorg verlenen. En het is veel meer dan het volledige budget van het ministerie van Gezondheid van de CAR. En de toekomst ziet er niet bepaald rooskleurig uit. De donorlanden hebben er geen zin meer in. De huidige donorconferentie heeft een doel vooropgezet: men wil genoeg geld ophalen om de komende vijf jaar per inwoner jaarlijks $16 aan gezondheidszorg te kunnen besteden. Dat is nauwelijks meer dan wat AZG in zijn eentje investeert, en dat in een land waar er nauwelijks basisgezondheidszorg is en waar die in sommige delen van het land zelfs helemaal onbestaande is[1]. In 2016 werd slechts een derde van het budget ingevuld dat nodig is om aan de humanitaire behoeften te voldoen. Donorlanden hebben hun financiële steun verminderd en dat heeft rechtstreekse gevolgen voor ngo’s die, in tegenstelling tot AZG, van overheidsdotaties afhankelijk zijn en zich zo gedwongen zien hun activiteiten terug te schroeven. Bambari, een stad in het zuiden van de CAR, ligt in zo’n landelijke regio die bijzonder kwetsbaar is voor het afbrokkelende engagement van externe organisaties. De stad is letterlijk verdeeld door gevechten die telkens weer opflakkeren aan beide kanten van de belangrijkste brug die de stad in twee delen splitst.
Dit jaar moesten we in juli onze programma’s in Bambari opvoeren nadat een internationale liefdadigheidsorganisatie, die een van de belangrijkste hulpverleners in de regio was, zich gedwongen zag de bijzonder moeilijke keuze te maken zich uit de Centraal-Afrikaanse Republiek terug te trekken. Als reden voor de stopzetting van de activiteiten werd het aanslepende conflict aangehaald en ook de hoog oplopende kosten voor veiligheid en de eigen werking in combinatie met een zwakke input van de donors. Door dat vertrek zou Bambari te kampen hebben met enorme tekorten op het vlak van gezondheidszorg: het regionale ziekenhuis zou nog slechts twee artsen tellen die zouden moeten instaan voor de zorg aan, naar schatting, 55.000 mensen. De trieste waarheid is dat dit scenario zich niet alleen in Bambari afspeelt, het gebeurt overal in het land, en vooral in landelijke regio’s in de CAR.
Het is moeilijk te beschrijven hoe het is om te leven, of te overleven, zonder gezondheidszorg. Onlangs kwam een patiënt naar een veldhospitaal van AZG met een wond die zo zwaar geïnfecteerd was dat al het vlees op zijn tenen was weggevreten en de botten eraf vielen toen de verpleegster de wond probeerde schoon te maken. We probeerden hem naar een ziekenhuis over te brengen, maar het was veel te laat. De patiënt, die hiv-positief was, stierf twee dagen later. Ondanks zijn gruwelijke verwondingen, die hem helse pijnen bezorgden, had hij nooit eerder een arts geraadpleegd omdat hij de paar dollar niet kon betalen die openbare ziekenhuizen vragen omdat ze altijd met geldtekorten kampen.
De Centraal-Afrikaanse Republiek heeft de laatste piek in de al tien jaar durende crisis misschien wel achter de rug, dat betekent niet dat alles weer ‘normaal’ is. Ondanks de ‘genormaliseerde situatie’ zijn er in verschillende delen van het land nog gewapende groepen actief, zijn er geregeld opflakkeringen van geweld waardoor nog meer mensen hun huizen ontvluchten, er nog meer ontheemden komen, er nog meer angst en ziekte is, de leefomstandigheden nog verslechteren en er nog minder toegang is tot gezondheidsinfrastructuur en basisgezondheidszorg. De crisis in de CAR zal niet vanzelf opgelost geraken. Als de CAR een van onze patiënten was, zouden we kunnen zeggen dat de noodoperatie geslaagd is, maar dat de patiënt wel nog op de intensive care aan het beademingsapparaat ligt. Als de donorgemeenschap daar nu de stekker uit zou trekken en het land geen financiële steun meer zou geven, zou dat hetzelfde effect hebben als een patiënt die veel te vroeg ontslagen wordt. Het zou tragische gevolgen hebben.
[1] Frankrijk bijvoorbeeld geeft jaarlijks per inwoner 5000 euro uit aan gezondheidszorg